Een verhaal

Een verhaal  

over Kikker en Zwaan

en

over zoeken en meezoeken


Zwaan zwom dromerig rond op haar favoriete plek bij het riet, toen ze werd aangesproken door een bijzondere, veelkleurige kikker. “Goedemorgen en aangenaam” zei de kikker. “Karper, mossel, libel en watertor, hebben mij naar jou toegestuurd. Ik hoop echt dat je me kunt helpen!”. “Tja misschien… vertel eens waar je hulp voor nodig hebt?” “Ja nou”, zei het kleurige beestje, “ik voel me al weken zo vreemd. Ik zwem hier nou wel, al ik weet niet hoe lang, maar.. ik voel me zogezegd niet in mijn element. Ze zeggen dat jij het misschien weet, hoor ik hier in dit water thuis?” Zwaan zwaaide even sierlijk met haar lange nek en zei bedachtzaam “Wat een prachtige vraag! Maar als je verwacht dat ik het antwoord weet dan moet ik je teleurstellen. Ik heb geen antwoorden”. Kikker verschoot van kleur, zo viel hem dat tegen. Toen Zwaan dat zag zei ze op geruststellende toon: “Maar ik wil wél graag met je op zoek gaan naar jouw element. Want dat is wat ik doe, ik ben een meezoeker”. Het was niet helemaal wat kikker verwacht had, maar gek, hij had wel vertrouwen in Zwaan, en dat vreemde gevoel wilde hij wel eens kwijt. Dus stemde hij toe. Zo gingen ze samen op zoektocht. 

“Laten we eens beginnen bij het begin, dat is altijd een goed startpunt”zei Zwaan “Waar ben je geboren en opgegroeid?” Kijk, dat was gelukkig zo ingewikkeld niet. Kikker nam haar mee naar de sloot van zijn jeugd. Hij vertelde honderd uit over zijn vele broertjes en zusjes. Hij kende de meeste nog bij naam en hij beschreef hoe ze er uit zagen. Zwaan luisterde goed en merkte op dat hij kennelijk de enige was met de kleuren oranje en geel in zijn vel. Daar had kikker nooit zo bij stil gestaan, maar dat was wel zo: zijn broertjes en zusjes waren groen. Kikker vertelde dat hij als kind graag nét onder de waterspiegel zwom. “Waarom?” vroeg Zwaan. Och, de temperatuur was daar zo heerlijk en het was zo leuk om omhoog te kunnen kijken. “Waar keek je dan naar?”vroeg Zwaan. Och zo veel: naar de bladeren, het bruin en de spleten van de stammen, de kronkelende takken die waaiden in de wind, de wolken daarachter en alles zo prachtig groen. “Het valt me op dat je vooral over bomen vertelt” zei Zwaan. ’s Avonds in bed dacht kikker nog lang na over de vragen en opmerkingen van Zwaan. 

De volgende dag zwommen ze naar de plek waar Kikker momentéél zijn dagen vaak doorbracht. Zwaan keek met aandacht naar Kikker en zei: “Wat kijk je toch vaak naar de wal, zullen we daar eens naar toe gaan en de oever eens gaan verkennen? Dat deden ze en samen vermaakten ze zich op de modderige waterkant. Zwaan spetterde vrolijk met haar zwemvliezen door de natte modder. Haar witte veren werden langzaam steeds grijzer. Kikker had een leuk spelletje gevonden waar hij helemaal in opging: Hij klom omhoog in een grote rietstengel, dat kon hij wonderbaarlijk goed. Bovenin bleef hij even hangen zodat de top onder zijn gewicht doorboog. Na een paar spannende seconden liet hij los, vloog een stukje door de lucht en liet zich dan schaterend in de modder vallen. Hij werd er overmoedig van. De rietstengel was hem eigenlijk niet hoog genoeg. En voor hij wist wat hij deed klom hij in een dunne tak van een jong boompje, liet los en….zweefde zomaar een stukje door de lucht. Met gespreide poten landde hij in de modder, dikke zwarte spetters vlogen in het rond. Hij vond het geweldig! Keer op keer herhaalde hij dit kunstje. Zwaan moest er om lachen. “Wat zie je er gelukkig uit als je zweeft. Als ik jou zo zie dan moet ik denken aan een parachute! Is het je trouwens wel eens opgevallen dat de vliezen tussen je tenen op een parachute lijken?” Voor ze gingen slapen vroeg Zwaan wat Kikker die dag het fijnste had gevonden: de sloot, de modder of het zweven door de lucht. Ja, die nacht had kikker weer genoeg om over na te denken! 

De dag erna, liet Zwaan hem in het water drijven met de ogen dicht. Ze zei “Laat je eens dragen door het water naar daar waar je het liefste zou zijn, het water, de oever of de lucht”. Nou já, drijven op zijn rúg, en met de ogen dicht nog wel, dat had hij nog nooit gedaan! Maar inmiddels vertrouwde hij Zwaan volledig en deed hij wat ze vroeg. Hij liet zich met gespreide armen en benen, en met gesloten ogen in het water drijven… en na een poosje zag hij in zijn fantasie beelden verschijnen van zichzelf, zwevend door de lucht. Van boom naar boom. Insecten etend die tussen de boomschors verstopt zaten. Een groot gevoel van tevredenheid kwam over hem, of beter nog, het was een gevoel van thuiskomen! En toen hij zijn ogen weer opendeed wist hij het, hij had zijn element gevonden! 

Hij zag Zwaan naast zich zacht glimlachend naar hem kijken. Ze liet hem heel precies vertellen over zijn element, over hoe hij daar zou leven en met wie. Al vertellende werd het Kikker ook steeds duidelijker. 

‘Nou, volgens mij zit mijn taak als meezoeker er op” zei Zwaan, ‘Je hebt me nu niet meer nodig’. Knusjes zaten ze nog even naast elkaar op een zonnig plekje op de oever. Toen gleed Zwaan het water in en zwaaide nog een keer met haar lange nek. 

“Dag kikker, vaarwel. Het ga je goed!” 

© Ria Nagel